Groeigebied Bossé
Tropisch West-Afrika, voornamelijk Ivoorkust, Kameroen, Nigeria, Zaïre.
Bewerkbaarheid
Het hout is vrij gemakkelijk te bewerken maar heeft, doordat het kiezel (vooral bij Guarea cedrata) bevat, een enigszins afstompende werking op snijgereedschappen. Sommige stammen bevatten vrij veel gomachtige stof en kunnen dan enige moeilijkheden veroorzaken doordat kleverige plekken ontstaan. Fijn stof dat ontstaat bij het bewerken, kan irritatie van de huid, ogen, neus en keel veroorzaken.
Houtbeschrijving
De verschillen in kleur, structuur en eigenschappen tussen de Guareasoorten zijn, behalve soms enig verschil in kleur en tekening, zó klein dat de beschrijving op beide soorten van toepassing is. Wel is het belangrijk om voor decoratieve toepassingen op de tekening van het hout te letten, aangezien deze nogal kan variëren. De kleur van bossé clair-kernhout is rozeachtig en lijkt op een bleke mahonie. Diambi of bossé foncé is donkerder dan bossé en meestal rozebruin van kleur. Het 50-100 mm brede spint is lichtroze en verschilt weinig in kleur van het kernhout. De geur van vers gezaagd bossé doet, evenals sapel(l)i, aan ceder denken, waardoor beide soorten met elkaar kunnen worden verwisseld. Bossé is echter lichter van kleur dan sapel(l)i.
Voornaamste toepassing
Op grond van de kleur en eigenschappen kan het hout in het algemeen voor dezelfde doeleinden worden toegepast als de Afrikaanse mahoniesoorten. Bossé is, zowel massief als in de vorm van fineer, geschikt voor meubelen en betimmeringen. Verder voor draaiwerk, beeldhouw- en snijwerk, lijsten, carrosseriebouw en muziekinstrumenten. Gezien de duurzaamheid is bossé ook bruikbaar voor geveltimmerwerk. Niet gebruiken voor toepassingen waar de gomuitscheiding ongewenst is.